Boek gelezen: De Molukkers van Coen Verbraak – en ja, het raakte me.

Afgelopen week las ik De Molukkers van Coen Verbraak. Een indrukwekkend boek dat voor mij – als derde generatie – niet alleen confronterend was, maar ook verhelderend. Ik ben niet traditioneel Moluks opgevoed. Ik spreek geen Maleis, groeide niet op in een Molukse wijk en kende die wijken vooral van de bezoekjes aan mijn opa en oma. En toch… het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Want ik ben onmiskenbaar een product van de Molukse geschiedenis. Maar ook van de Indisch-Nederlandse cultuur via mijn vaders kant. En dus herkende ik veel.

De verhalen van de eerste generatie – KNIL-militairen en hun gezinnen – kwamen hard binnen. Die ‘tijdelijke’ overtocht naar Nederland, het ontslag nog vóór aankomst, het wonen in kampen en de verhuizing naar de wijken… Het is letterlijk mijn familiegeschiedenis. Koud, onmenselijk en voor velen levenslang traumatisch. Wat zij hebben moeten doorstaan, wordt nu vaak in een paar zinnen samengevat – maar dit boek laat voelen wat dat echt betekende.

De Castelbianco, waar mijn Opa Adé en zijn gezin mee naar Nederland werd vervoerd als gevolg van het dienstbevel dat hij als KNIL militair had gekregen..

De hoofdstukken over de treinkapingen, de bezettingen… Ik was geen direct betrokkene, maar ik voelde wél de gevolgen. Als kind op een overwegend witte school in een witte gemeente hoorde ik de grappen, voelde ik de blikken. Ouders die hun kinderen verboden met mij te spelen. Mijn moeder die bij Philips straal genegeerd werd. Of de verhalen van Molukse Nederlanders die in Duitsland bij de grens werden tegengehouden – enkel vanwege hun uiterlijk. Eén pot nat, in de ogen van velen.

Door het boek kreeg ik meer inzicht in het waarom achter de radicalisering van sommige jongeren in de jaren ’70. Na de executie van RMS-president Soumokil in 1966 en het aangekondigde bezoek van de Indonesische president, kookte er iets over. Begrijpelijk? In die context wel. Toen was ik nog vooral die jonge, boze leerling die het op school opnam voor zijn familie. Want de pesterijen waren persoonlijk. En dus werd mijn Molukse identiteit juist iets om trots op te zijn – een geuzennaam bijna.

Toch heb ik, mede door mijn omgeving, gelukkig veel ellende van dichtbij niét meegemaakt. Geen drugswereld, geen ontsporing. Het dichtste wat daarbij in de buurt kwam, was een kort filmpje waarin mijn opa en oma speelden. Het ging over een fictieve zoon die verslaafd raakte – voor mij als kind indrukwekkend en ergens ook iets om trots op te zijn. Want dat je opa en oma op tv komen, dat is niet niks.

De meeste kennis over de Molukken en de geschiedenis heb ik niet via school of officiële instanties gekregen, maar door zelf te lezen, vragen te stellen en te luisteren. Mijn opa was daarbij een belangrijke bron. En nu wil ik dat stokje doorgeven aan mijn zoon. Hij is de vierde generatie van een bijzonder geslacht – nazaten van mensen die hier niet voor de luxe kwamen, maar omdat ze niets anders overbleef.

Het monument in Breda ter ere van de KNIL families die in 1951 naar Nederland zijn gekomen en vanaf dat moment hun “nieuwe “tijdelijke” thuis in Nederland hadden..

Op het vijftigjarig huwelijksfeest van mijn opa Adé en oma Bats zat ik als oudste van de derde generatie aan de hoofdtafel – naast hen, mijn moeder, haar man, vertegenwoordigers van de wijkraad, kerk en een dominee (of was het een domina?). Er werd toen gesproken over de hoop op een terugkeer naar de vrije Molukken. Die hoop, dat diepgewortelde verlangen, zit diep.

Maar voor mij – als Moluks én Indisch kind met wortels in Breda, Hildenhausen (Duitsland), Djokja, Saparua, Menado en Bandung – is dat niet mijn pad. Ik bén hier. Dit is mijn thuis. Ik draag de RMS-kleuren in mijn logo, ja, maar in mijn hart zit veel meer. Ik bén een multiculturele Brabander. En ik omarm alles wat mij gevormd heeft.

Dit boek bracht me terug naar mijn wortels.
Het bevestigde wie ik ben, waar ik vandaan kom, en waarom dat ertoe doet.