Vandaag was er even geen padelwedstrijd op de blauwe baan om 9:00 uur. Geen witte lijnen, geen snelle ballen of netranden. In plaats daarvan stapte ik, samen met mijn vaste padelmaatjes, de natuur in voor een ouderwets rondje golf. En dat voelde — eerlijk is eerlijk — als thuiskomen op onbekend terrein.

Het was de eerste keer in lange tijd dat ik weer een golfclub in handen had. Het vertrouwde klák van het ijzer dat de bal raakt, het moment waarop je voelt dat ‘ie goed is, en dan de bal… die zowaar ging waar ik ‘m wilde hebben. Dat geluid, dat gevoel — ik had het gemist.
Schatten hoe ver een slag moet, blijft nog even een gokje. Vooral op de korte afstanden vlogen de ballen iets verder dan gepland. Maar geen bal verspeeld, en da’s op mijn leeftijd al een kleine zege op zichzelf.
De Kurenpolder lag er schitterend bij. Het gras frisgroen, de lucht zacht en helder. Overal vogels, fluitend alsof ze een openingsconcert gaven. En dan die brulkikkers — een soort natuurversie van een contrabas, al zaten ze zelden in de maat. Maar ze deden wel mee. En dat is ook wat waard.
Samen met mijn zondagochtendmaatjes slingerden we door het groen, omzeilden bunkers en waterhindernissen alsof het pionnetjes op een schaakbord waren. Geen fanatisme vandaag, geen sets of tie-breaks, maar gewoon wandelen, lachen en slaan. Het was goed.
Na afloop streken we neer in een clubhuis dat niet het onze was, maar toch voelde als een fijne tussenstop. Radler in de hand, verhalen op tafel. En toen de A27 weer eens dicht bleek, namen we gewoon het pontje bij Dussen. Geen haast. Geen ergernis. Alleen maar tevredenheid.
Een zondag zonder padel, maar met rust, ritme en herinnering.