Wieringenstraat 55

Deze week stond ik weer even aan de Wieringenstraat 55. Het huis van mijn Opa en Oma. Het huis van de familie. Het huis waar de Pascoal’s woonden — en leefden. Jarenlang. Met alles wat erbij hoort: geluk, verdriet, ruzies, feest, stilte.

Mijn eerste herinneringen beginnen ergens in 1967. Opa die me ‘ontvoerde’ uit de Topaasstraat, even in de auto stappen, op pad, naar Oma Bats. Naar de Wieringenstraat. Een gewoonte die een levenslange herinnering werd. Later kwamen mijn neven en nichten er spelen. Ooms en tantes kwamen en gingen. Sommigen trouwden hiervandaan. De straat werd een anker. Zelfs nu we er nauwelijks nog komen, blijft het huis ons collectieve geheugen.

De laatste echte Pascoal van de Wieringenstraat is er niet meer. En toch voelt het huis nog als van ons. Alsof het weigert los te laten, omdat ook wij dat nog niet helemaal kunnen.

Opa’s foto’s, zijn camera, de momenten die hij bewaarde — ze liggen nog ergens. Of misschien ook niet meer. Misschien zijn ze al weg, zoals zoveel al is weggehaald. Maar ik herinner me zijn stem. “Hermann-Otto, obat madjan in de voorkamer, even pakken.” Of zijn telefoontjes: “Kun je over 20 minuten bij Opa zijn? Opa heeft je nodig.” Dat was mijn Opa. Die van mij. Ook al weet ik dondersgoed dat hij van ons allemaal was.

Ik keek nog één keer in de tuin. Onkruid tot aan mijn knieën. Alsof de tijd zelf er geen zin meer in heeft. De schuur, de boom, de trap die ooit midden op het gras stond — alles draagt herinnering. Je hoeft niets aan te raken om geraakt te worden.

In de afgelopen weken ben ik wat vaker geweest. Niet om iets te halen, maar om los te laten. De trap waar we op zaten met z’n allen. De stoel waar je duizelig vanaf kwam als je ‘m te hard ronddraaide. De frietjes op zondag. Het keukentje waar Opa makreel klaar maakte. De televisie met schuifdeur. De knipperende kerstlampjes. Alles flitst voorbij. Teveel om op te noemen, en misschien hoeft dat ook niet. Want het zit er allemaal nog. Niet in dozen, maar in mij.

Er hangen steeds minder foto’s aan de muur. De vlag van Opa — weg. Misschien voorgoed. Dat doet pijn, want ik had hem graag bewaard. Niet voor mezelf, maar voor wie na mij komt. Voor wie straks alleen nog hoort over Wieringenstraat 55.

Misschien sluit ik de deur nog één keer zelf. Misschien ook niet. Misschien wordt die keuze me ontnomen. Dat ligt niet in mijn macht. Niet alles is van mij, en dat hoeft ook niet. Maar wat ík meedraag, is van mij. En dat is genoeg.

Want hoe het ook loopt: Wieringenstraat 55 blijft Huize Pascoal. Ons huis. Opa’s huis. Een huis met ramen vol herinnering. En een voordeur die, zelfs als hij dicht is, altijd open blijft in mijn hart.